Column: Stemplicht, zwijgplicht
In dit artikel:
Op verkiezingsdag brengt koning Willem-Alexander geen rood potlood in stelling: hij gaat niet stemmen om de onpartijdigheid van het staatshoofd te bewaren. Dat is geen losse etiquette maar een functionele strategie: in een politiek bestel waar kabinetten elke vier jaar (of vaker) wisselen, moet de monarch boven de partijen blijven staan om zijn institutionele rol te kunnen vervullen. De koninklijke familie is levenslang opgevoed om er voor iedereen te zijn, ongeacht politieke kleur, en partners volgen die traditie.
Historisch verschilt het gedrag van vorsten: koningin Wilhelmina stemde in de begintijd van vrouwenkiesrecht wel; haar dochter Juliana beëindigde dat gebruik. Ook internationaal bestaan uiteenlopende praktijken. In het Verenigd Koninkrijk is stemmen niet wettelijk verboden maar wordt het als ongrondwettelijk beschouwd dat leden van de koninklijke familie publiek politiek voorkeuren tonen. Prins Charles erkende ooit dat hij politieke opvattingen heeft, maar dat die niet geuit horen te worden.
België illustreert een ander model: daar geldt stemplicht, ook voor koninklijke familieleden, al zijn de huidige koning Filip en koningin Mathilde van die verplichting uitgezonderd om neutraliteit te waarborgen. In het verleden waren er expliciete voorbeelden van royals die zichtbaar gingen stemmen en zelfs stemadviezen bij zich droegen.
Onder staatsrechtgeleerden bestaat discussie: sommige juristen vinden dat het staatshoofd door te stemmen betrokkenheid bij het democratisch proces kan tonen; anderen benadrukken het belang van onpartijdigheid. Praktisch roept de koning geen bindende politieke keuzes; hij treedt na verkiezingen wel op als scheidsrechter: hij ontvangt formateurs, kan een rol van begeleiding spelen en zet zijn handtekening onder wetten en koninklijke besluiten wanneer het democratische spel correct is doorlopen. Daarmee blijft zijn positie vooral die van bewaker van het staatsbestel, niet van actieve kiezer.