In de spotlight: Bruce Springsteen

In dit artikel:

Bruce Springsteen, geboren op 23 september 1949 in Long Branch (New Jersey) en van Nederlandse afkomst via zeventiende-eeuwse voorouders, groeide op in een katholiek huishouden dat zowel strengheid als spiritualiteit bood. Die opvoeding – met conflictueuze ervaringen op een katholieke school – noemt hij een grote invloed op zijn muziek en innerlijk leven. Op zevenjarige leeftijd raakte hij gefascineerd door Elvis op tv; zijn moeder huurde toen een gitaar voor hem en later leende ze geld voor een betere gitaar, een gebaar dat hij terugbrengt in zijn liedjes.

Muzikaal ontwikkelde Springsteen zich als gitarist in verschillende bands en richtte in 1972 de E Street Band op. Zijn bijnaam The Boss ontstond praktisch: hij regelde de betalingen binnen de band. Met zijn derde album Born to Run brak hij door; in 1984 leverde hij met Born in the U.S.A. een van de bestverkochte platen ooit af. Tegelijkertijd worstelde hij met de keerzijde van roem, die hem verwijderde van zijn jeugdomgeving.

Geestelijke gezondheid speelt een terugkerende rol in zijn leven. Springsteen groeide op temidden van familieleden met mentale aandoeningen en kreeg zelf twee zware inzinkingen, waarvan de eerste begin jaren tachtig en de tweede rond zijn zestigste. Over die momenten zei hij: “Ik voelde me heel slecht en riep om hulp,” en hij overwoog opname vanwege de ernst van zijn toestand.

Op persoonlijk vlak ontmoette hij begin jaren tachtig singer-songwriter Patti Scialfa in de Stone Pony (Asbury Park). Na een tussenstap met actrice Julianne Phillips strandde dat huwelijk; later trouwde hij met Scialfa. Hij kreeg kritiek op de snelheid van die nieuwe verbintenis en reageerde scherp op maatschappelijke bemoeienis met iemands liefdesleven.

Springsteen blijft een icoon van Amerikaanse rock, gevormd door katholieke spiritualiteit, familiaire kwetsbaarheid en een carrière die zowel enorm succes als persoonlijke strijd omvat. Meer achtergrond verschijnt in Weekend editie 43.